De relatie in een impasse…
De ene partner dringt aan. De ander wordt stil en trekt zich terug. En hoe meer de een niet thuis geeft, hoe harder de ander op de deur zal kloppen om binnen gelaten te worden. Sue Johnson noemt dit de dans van aandringen en terugtrekken. Soms heeft deze dans te lang geduurd en is de aandringer afgehaakt. Beiden zijn van de ‘dansvloer van de relatie’ gestapt, reiken niet meer uit, leven naast elkaar, eenzaam en miskent, ieder op een eigen eiland… Maarten van Roozendaal bezingt het op een mooie manier in het lied ‘Alsof’: En dat ik niet bij jou ben weggegaan..En dat ik jou al had verlaten..
De relatie zit in een ‘impasse’. Er is sprake van een sterke reactiviteit. Alle pogingen om met elkaar te praten en te onderhandelen gaan deel uitmaken van het probleem. In de visie van Jan Lens en May Michielsen wordt zo’n ‘kernimpasse’ als een wespennest ervaren, omdat daarin kwetsbaarheden en overlevingsstrategieën worden geactiveerd die het doen en laten van het paar compliceren. Deze activering kan ertoe leiden dat betekenissen die verbonden zijn met de huidige situatie en met ervaringen in het verleden, of met de huidige situatie en met een actuele pijnlijke ervaring van een van de partners in een andere context, elkaar emotioneel gaan overlappen. Dat kost veel energie, is niet hart-warmend maar juist koud, maakt boos en verdrietig, leidt tot gevoelens van onmacht en lijkt uitzichtloos. Een stel omschreef het als ‘leven in de ijstijd’.
Bij echtparen in therapie komt de dans van aanvallen en terugtrekken vaak voor. Wat is hier aan de hand? Wat heeft de aandringer zo hard nodig van de terugtrekker? En wat is er zo bedreigend voor de terugtrekker dat deze niet open doet? Onder dit ‘overlevingsgedrag’ zit het verhullen van kwetsbaarheid en angst en het mee resoneren van oude krenkingen en kwetsuren. Om deze dans te doorbreken is het nodig dat de aanvaller zijn gevoel en kwetsbaarheid durft te laten zien en de terugtrekker zijn angst. Wat is nodig om elkaar te ontmoeten op de contactgrens. In de Gestalt is dat terug te brengen tot 2 kernvragen: Wat wil je? En wat heb je daarvoor nodig? Hier zitten de contactvermijdingen. Mag ik iets willen? Mag ik vragen om wat ‘ik’ nodig heb. Welk risico neem ik als ik dit (mezelf) kenbaar maak..?
Neale Walsch zei ooit dat er maar 2 drijfveren zijn voor het menselijk handelen: liefde en angst. Alice Miller beschreef in ‘het drama van het begaafde kind’ hoe de hang naar liefde maakt dat het kind alles doet, ook zichzelf verloochenen, om de liefde van de ouders te verwerven. Langdurige ontkenning of krenking in de kindertijd en ‘voorwaardelijk opgroeien’ (we houden van je als je wordt wie willen dat je bent) leiden tot aanpassing en overlevingsgedrag. Bij de ouders staat dan de eigen nood centraal. Hierdoor kan het autonome ik van het kind zich niet ontwikkelen en blijft leeg. Het kind verhult dit met een aangepast en dus ‘vals’ (onecht) zelfbeeld. Het houdt zich letterlijk ‘groot’ en is gaan voldoen aan dat wat de ouders nodig hadden. Ook als volwassene blijft altijd de angst spelen dat het ‘valse’ zelfbeeld ontmaskerd wordt. De pijn, schaamte en schuld rond het lege, autonome ik kan niet gevoeld en verdragen worden. Er is sprake van ‘geleend’ functioneren. Ik heb de ander nodig om iemand te zijn. Dat maakt van de ene partner de aanvallende partij. Juist naar de andere partner, omdat deze zo dichtbij staat en alle momenten ziet dat de ander ‘door de mand valt’ speelt daar de angst voor de kwetsbaarheid zo’n grote rol. Wanneer ziet de ander dat ik eigenlijk niets voorstel. Aanvallend gedrag wordt vaak destructief waarbij er sprake is van een steeds verdere verharding met name tijdens conflicten. Deze partner heeft het vaak over een ‘koud gevoel’. Het gevolg van dit afstotend gedrag is, dat de ander zich terugtrekt. Waar terugtrekken de primaire reactie van de ander is op moeilijke situaties of conflicten, wordt deze neiging versterkt door het destructief gedrag van de ander. Er ontstaat steeds meer afstand in de relatie. Op het afstoten volgt vaak het aantrekken, want nabijheid is voor de aanvaller net zo hard nodig als afstand. Zo is de relatie terecht gekomen in het spel van aantrekken en afstoten. De terugtrekkende partner komt daar meestal beschadigd uit. Een bekend fenomeen is dat de aanvallende partner uit herinnering of via het dagboek exact kan aangeven wat er op een bepaald moment gebeurde. Het zijn bewijzen geworden in een relatie waarin het rechtbankmodel een rol is gaan spelen. Moreel oordelen en beschuldigen wordt dan de rechtvaardiging voor het handelen en de verharding. Want verharding is het vluchtmechanisme uit angst van de kwetsing die men wil voorkomen. Rollen vaan aanvallen en terugtrekken kunnen wisselen. Het verhullen door de aanvaller van zijn kwetsbaarheid wordt vormgegeven door ander gedrag. De man zal in de macht gaan zitten. De vrouw gaat zich aanpassen en manipuleren.
Zowel door aanvallen als terugtrekken neemt men niet langer de verantwoordelijkheid voor de situatie en de relatie. Voor een relatie is nodig: verantwoordelijkheid nemen, intimiteit, respect, co-creation, integriteit. En complicerende factor is dat waar er onvoldoende of geen eigen ‘ik’ is, het moeilijk is om integer en intiem te zijn. Het lege ‘ik’ is dan juist het probleem. In relatietherapie daar doorheen komen vraagt om zorgvuldig handelen, de meerzijdige partijdigheid bewaken, respect hebben voor de weerstand, begrijpen van het aanpassingsgedrag (ooit een creatief antwoord op de gegeven situatie), het tempo aanpassen en steeds afstemmen op de draagkracht van beide partners. Het vraagt om moed van zowel het paar als de therapeut om te durven verkeren in de impasse, vanuit het vertrouwen dat er op enig moment een antwoord komt. En tenslotte ‘lef’ om het risico te nemen en ander gedrag te gaan ontwikkelen.